In 1913 beschikte het trambedrijf over een uitgebreid wagenpark aan ruim 300 motorwagens en een kleine 200 gesloten bijwagens, waarvan er ruim 100 afkomstig waren van de paardetramexploitatie. Dit laatste aantal wagens omvatte bovendien een groep sollicitanten voor de sloop, zodat er beslist niet meer gesproken kon worden van 193 bedrijfsvaardige gesloten aanhangrijtuigen.
In augustus 1913 vatte men het plan op de 20 stoeltjesbijwagens 301-320 (ex-401-420), die pas in 1910/11 waren afgeleverd, te gaan verbouwen tot motorwagens. Er waren dan 20 nieuwe bijwagens nodig ter vervanging, terwijl een uitbreiding met 10 bijwagens noodzakelijk geacht werd. Ook vond met de aanschaffing wenselijk van 20 open aanhangrijtuigen. Burgemeester en Wethouders gingen met de voorstellen van de Gemeentetram akkoord. Doch in november 1913 vond de directie van de GTr bij nader inzien de aankoop van de open bijwagens niet nodig en wilde in plaats daarvan 10 gesloten aanhangrijtuigen aanschaffen. Het eerder genomen besluit van B & W werd toen ingetrokken en het college gaf de GTr toestemming over te gaan tot het bestellen van 40 gesloten bijwagens.
De prijs kwam op fl. 4.800,- per rijtuig en in 1914 werden de wagens afgeleverd met de nummers 701-740.
Ter vervanging van het wagenpark aan paardetramrijtuigen en ter uitbreiding werd vervolgens nog drie maal een serie nabesteld van hetzelfde model. In januari 1916 kreeg de GTr van B & W toestemming tot de aanschaffing over te gaan van 30 bijwagens, zoals in 1914 geleverd. De rijtuigen werden in 1917 geleverd met de nummers 741-770 en kostten inmiddels fl. 6.227,- per stuk.
In september 1916 kreeg de Gemeentetram van B & W opnieuw toestemming om 70 gesloten bijwagens te laten bouwen van hetzelfde type. De aanschafprijs bedroeg toen fl. 7.900,- per rijtuig. Het materieel werd als volgt afgeleverd: 20 wagens in 1917 met de nummers 771-790 en 50 rijtuigen in 1918 met de nummers 791-840.
Bron: Traminfo.nl
De Amsterdamse tramlijn 23 (lijnkleuren rood/geel/rood) heeft tussen 1921 en 1944 de verbinding onderhouden tussen het “nieuwe Zuid” en de omgeving van het Haarlemmerplein. Op 9 oktober 1944 werd lijn 23 als tramlijn opgeheven. Pogingen van belanghebbenden om de tramlijjn na 1945 weer in exploitatie te laten nemen, stuitten op het onverbiddelijke “nee” van het gemeentebestuur.
Bron: www.AmsterdamseTrams.nl